Verloskwartier JP Gent
Prenatale follow – up
Tijdens een zwangerschap worden er een tiental consultaties voorzien, tot 35 weken ongeveer elke vier weken, nadien meer frequent. Bij complicaties (dit kan bijvoorbeeld een bloeding zijn, vroegtijdige weeën, problemen bij de foetus,…) zijn er extra controles nodig. Afhankelijk van de wens van de patiënte zelf, kunnen de controles ook iets sneller opvolgen.
Standaard gebeuren de controles rond de 7-8 weken, 12 weken, 16-17 weken, 21 weken, 27 weken, 31 weken, 35 weken, 37 weken, 38-39 weken, 40 weken,…
Tijdens de consultaties zal uw bloeddruk gemeten worden en afhankelijk van uw zwangerschapstermijn zal een urine-onderzoek gebeuren. Er wordt steeds een echografie gedaan. Bloedafnames gebeuren in principe enkel in het begin van de zwangerschap (o.a. de NIPT voor Downscreening) en rond de 27 weken (voor de suikertest). Rond 35 weken zal er ook een wisser genomen worden om de aanwezigheid van de GBS-bacterie na te gaan.
Bij verhoogd risico wordt overleg gepleegd met collega’s gynaecologen (met expertise voor prenatale diagnostiek) in Jan Palfijn Ziekenhuis Gent of Universitair Ziekenhuis Gent. Indien nodig kunnen er bijkomende onderzoeken en echo’s aangevraagd worden in deze centra.
Bij elke echo wordt er minstens één foto afgedrukt maar aarzel zeker niet om uw USB-stick mee te nemen zodat je alle foto’s kunt opslaan.
Pretecho’s voer ik niet uit in de praktijk; ik kan u wel enkele referenties geven.
Dr. Ottoy
Verloskunde
Onderzoek
Basisonderzoek
Gynaecologie
Kostprijs fertiliteitsbehandeling
Procedure ivf – icsi
Procedure inseminatie
Indicatie fertiliteitsbehandeling
Wanneer een behandeling geïndiceerd is, hangt uiteraard af van het onderliggend probleem en ook van wat het koppel wil. In het onderzoek naar een diagnose wordt dan ook snel duidelijk of er enkel cycluscontrole nodig is, dan wel inseminaties of zelfs IVF.
Om te begrijpen waar het probleem ligt, moet men zich even bewust maken van wat er nodig is om zwanger te worden. Eenvoudig maar logisch redenerend komen we tot het volgende: er is een rijpe eicel van goede kwaliteit nodig, die op gepaste tijde ontspringt uit de eierstok en de eicel moet zich doorheen een eileider kunnen geleiden. Er is een voldoende aantal zaadcellen nodig die snel genoeg zwemmen om tot in de eileider te geraken en aldaar de eicel te bevruchten. Nadien moet het gevormde embryo zich kunnen innestelen in het baarmoederholte.
Verminderde vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid bij de vrouw:
– eileider probleem (bv. na zware infectie in de buikholte, na sterilisatie,…)
– endometriose (waarbij er baarmoederslijmvlies groeit in de buikholte, dit geeft een negatieve invloed op de kwaliteit van de eicellen)
– functioneel probleem van de eierstokken (geen eisprong bv. bij PCO syndroom, anorexia, …)
– baarmoederafwijkingen (bv. ontdubbelde baarmoeder, tussenschot of poliepen in de baarmoederholte)
– endocrienologische afwijkingen (bv. diabetes, schildklierlijden, te weinig progesteronhormoon, …)
– ….
Verminderde vruchtbaarheid bij de man
– te weinig zaadcellen of te trage zaadcellen of geen zaadcellen (bv. bij zware rokers, na infectie van de teelbal, na sterilisatie, …)
– functioneel probleem (erectiestoornissen)